De Ruwe, een bezig baasje
uit Mat in de Mediastad (deel 1: feiten)
uit Mat in de Mediastad (deel 1: feiten)
Penningmeester (1897-99), secretaris (1899-1923) en vice-voorzitter (1923-27). Die functies bekleedde Johannes Hendricus de Ruwe (geb. 1863), een van de leden bij de oprichting. Dertig jaar bestuurslid en uiteraard (in 1927) benoemd tot erelid. Ook was hij secretaris van de Nederlandse Schaakbond (NSB), een functie die voor HSG’ers leek voorbestemd.
Norman van Lennep was het van 1893 tot 1895 en zijn opvolger (na een korte tussenpauze) Hendrik Diderik Bernhard Meijer was ook een HSG’er. Die bleef secretaris tot 1906, toen hij met de hoofdredacteur van het bondsblad een enorm conflict kreeg (zie kader). De Ruwe was actief als schaakjournalist. Hij was interim hoofdredacteur van het Tijdschrift, verzorgde de schaakrubriek in de Katholieke Illustratie en was ook schaakmedewerker van De Gooi- en Eemlander. En hield zich dus bezig met de Gooise schaakclubs.
Schaakverenigingen in het Eemland (Soest, Baarn en Bunschoten) zijn van veel latere datum. Het Gooi kende HSG (1887), Laren (1906) en Morphy (Naarden, 1910). Krachtsverhouding: in massakampen in 1911 won HSG met 18-3 van Laren en Laren met 18,5-3,5 van Morphy. Voor een wedstrijd HSG-Morphy bestond begrijpelijkerwijs wederzijds geen belangstelling. Naarden was vanouds groter dan het aangrenzende Bussum, maar na de aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Hilversum (iets later doorgetrokken naar Amersfoort) steeg het inwonertal van Bussum van 1.300 in 1874 naar 13.000 in 1911. In het laatstgenoemde jaar namen twee jonge Bussumers, P. van ’t Veer (21 jaar) en C.L.C. Dekker (19), het initiatief tot de oprichting van het Bussums Schaakgenootschap.
Ze stuurden uiteraard ook een berichtje naar De Ruwe, die meende dat voor hem een schone taak was weggelegd. Hij vermeldde het initiatief in zijn wekelijkse rubriek en schreef: “In de eerste plaats noodigen wij degenen, die willen leeren schaken uit, daarvan bericht te zenden aan den heer J.H. de Ruwe te Hilversum.” Waarschijnlijk was dat toch niet de bedoeling van de twee jongens. Op 23 september 1911 schreef De Ruwe: “Binnenkort wordt te Bussum een simultaanseance gehouden met het doel te komen tot het oprichten van een club. In de maand november zal de Nederlandse Schaakbond aldaar een eendaagschen wedstrijd houden.” Op dezelfde dag vermeldde de regiopagina al dat op 2 oktober de oprichtingsvergadering zou worden gehouden. De jongelui hadden De Ruwe helemaal niet nodig.
De Ruwe voelde zich niet gepasseerd. In zijn andere functie, die van NSB-secretaris, bood hij de nieuwe vereniging een simultaanseance en een toernooi aan. Dat waren lokkertjes om BSG te bewegen lid van de bond te worden, wat destijds geen automatisme was. Het jonge bestuur ging daarmee akkoord. Enkele maanden later werd Morphy opgeheven, de Naardense schakers voegden zich bij BSG. De toegezegde simultaanseance werd een debacle. De Ruwe had zijn HSG-vriend Meijer ervoor gevraagd, maar de 58-jarige bestuurder beet zich stuk op de onverwacht sterke tegenstand. Na vier uur spelen was er nog geen partij beëindigd en werd het vervolg verdaagd naar twee dagen later! Met tien overwinningen, zes remises en vijf nederlagen vertrok Meijer met de staart tussen de benen. Bovenstaande gegevens zijn voor een deel ontleend aan wijlen Ton Sibbing, die erover schreef in een jubileumboek van BSG uit 1991.
Hij sloot af: “In 1913 kreeg De Ruwe het aan de stok met zijn medebestuursleden van de NSB. De rest van het bestuur weigerde nog langer met hem samen te werken en stapte op. De Ruwe bleef zitten, maar koos op de volgende vergadering eieren voor zijn geld en ging verbitterd heen. Negen jaar later, toen alom in den lande competities werden georganiseerd, vroeg een afgevaardigde zich af waarom in het Gooi en Utrecht maar geen competitie van de grond kwam. Het antwoord was veelzeggend: ‘Zo lang De Ruwe nog leeft, zal die er niet komen’.
De man kreeg gelukkig ongelijk.” In 1923 was binnen het Gooi voor het eerst sprake van externe wedstrijden. Een aantal sterke schaakspelers koos voor Bussum (BSG) in plaats van Hilversum, met name Felderhof, Van Doesburgh, Dekker, Muller en jonkheer Dirk van Foreest. Uiteindelijk leidde dit in 1930 tot promotie van BSG naar de landelijke Eerste klasse.
De Ruwe wordt toch omschreven als een opgewekte, humoristische man. Hij was geen sterke schaker, maar componeerde net als Jacob Peet schaakproblemen en –gedichten. Het Nederlands Probleemarchief telt ongeveer zestig problemen van hem, gepubliceerd in tijdschriften. J.H. de Ruwe, onderwijzer aan de ‘kosteloze’ school aan de Schoolstraat, overleed in 1941 op 77-jarige leeftijd.
Johan Hut/Herman van Engen
Van crisis tot crisis De bestuurlijke carrière van De Ruwe in de schaakwereld begon in 1893 met de benoeming tot secretaris-penningmeester van de afdeling Hilversum van de Nederlandsche Schaakbond. In hetzelfde jaar pleitte hij voor aansluiting van HSG bij de landelijke bond, maar dit stuitte op verzet van Jacob Peet, die bang was dat contributieverhoging tot ledenverlies zou leiden. Het conflict in de Nederlandse schaakwereld in 1906 leidde in 1907 tot de oprichting van de Nieuwe Nederlandsche Schaakbond door Olland en Meijer. Het conflict was ontstaan door de publicatie van de zetten en analyses van de match Tarrasch-Marshall in 1905 en ging vervolgens om de correcte afhandeling van het conflict met de Duitse Schaakbond. Toevallig was een aantal hoofdrolspelers aanwezig bij het toernooi ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van HSG in 1907. Aan Jacob Peet werd gevraagd te bemiddelen in het conflict. Uiteindelijk had hij succes en vond in 1909 de hereniging plaats. De Ruwe werd secretaris van de toen weer enige Nederlandsche Schaakbond. Hij trad af na opnieuw een bestuursruzie, die echter buiten het bestuur geen gevolgen had. Ook besloot op zijn initiatief – hij verving de zieke Jacob Peet als voorzitter! – HSG in zijn jaarvergadering van 27 oktober 1909 zich aan te sluiten bij de Nederlandsche Schaakbond, maar van een duurzame relatie was nog geen sprake. Tragisch is wel dat de man die eerst HSG stimuleert op allerlei manieren deel te nemen aan bondsactiviteiten, later in zijn leven alle contacten met de bond probeert te dwarsbomen, met name het instellen van een externe competitie.