Eerst die meneer daar
uit Mat in de Mediastad (deel 2: passie)
uit Mat in de Mediastad (deel 2: passie)
Hoe krijg je als tamelijk onbeduidend verslaggever een interview met een van de beroemdste schakers ter wereld?
Door het gewoon te vragen.
Het was december 1993 en in motel De Witte Bergen zou HSG de Europacup organiseren. Bij ons, op de redactie van De Gooi- en Eemlander, was het de vraag wat wij daarmee moesten doen. Het was een speciale gebeurtenis, die om een speciale aanpak vroeg. ,,Ach’’, zei ik losjes, ,,ik maak wel een interview met Karpov.’’
Of dat zomaar kon? Wilde de grote kampioen wel praten met het kleine Gooi- en Eemlandertje? ,,Ja, want ik ken hem wel een beetje’’, blufte ik. Dat klopte ook wel, maar de kwestie was uiteraard of Anatoli Karpov mij ook nog kende. Enkele malen had ik hem ontmoet, maar dat was al wat jaartjes geleden en een verpletterende indruk zal ik niet op hem hebben gemaakt.
Halverwege de jaren tachtig had ik na een van de Interpolis-toernooien aangezeten bij een interview dat schaakjournalist Jules Welling had gearrangeerd. In het Oisterwijkse spelershotel was ik als jong broekie van 23 nerveus mee gedribbeld met Welling en de Amerikaan Ed Albaugh van de Washington Times. Karpov koutte er gezellig op los, totdat die Albaugh de sfeer opeens lelijk bedierf met de vraag wat Karpov nou vond van de schandalige behandeling van Boris Goelko. Deze voormalig schaakkampioen van de Sovjet-Unie wilde emigreren, maar was achter tralies gezet. Volgens Albaugh moest Karpov daar toch iets aan kunnen doen?
Karpov glimlachte beleefd. Hij zei dat Goelko in een lastig parket zat, dat het een vervelende situatie was, jammerlijk ook, en zeker betreurenswaardig. Van dat dus. Daarna wist niemand meer iets te zeggen en ging Karpov een potje flipperen.
Een paar jaar later bezocht ik, namens de GPD, het samenwerkingsverband van een aantal regionale kranten, het Swift-toernooi in Brussel. Mij werd door organisator Bessel Kok aangeraden om het schakersritme te volgen, wat wilde zeggen dat je laat naar bed ging, niet ontbeet en om half één ’s middags aanschoof voor een copieuze lunch, tezamen met de spelers. Er was champagne, wijn uit 1968 en kaviaar. Geen kwade manier om de dag te beginnen.
En zo zat ik daar opeens, met mijn linnen servet keurig op schoot, naast Karpov. De hiërarchie aan tafel was direct duidelijk: meneer Karpov was de topdog. Andere schakers, ook niet de minsten, wachtten met eten tot hij zijn gegrilde rogvleugel aansneed en als hij sprak, viel de rest stil.
Toen vond Karpov het tijd ons een mopje te vertellen. ,,Weten jullie’’, zei hij, schalks kijkend, ,,hoe wij in Rusland wodka met champagne noemen?’’ Nou, nee, maar dat wilden wij allemaal dolgraag horen. Vooruit met die geit Karpov, we konden niet wachten. ,,Fire of Moscow’’, gniffelde hij en de hele tafel lachte, veel te hard, want echt humoristisch was het met de beste wil van de wereld niet te noemen. Ik hinnikte vrolijk mee natuurlijk. Ik paste me gewoon netjes aan.
Op basis van deze minimale ‘bonding’ zou ik dus tijdens de Europacup voor clubteams Karpov moeten strikken voor een interview. En hij was er maar zo kort. Hij werd pas op zaterdagochtend ingevlogen, kroop meteen namens zijn Oostenrijkse team Schach Club Margareten Winterthur achter het bord en speelde remise tegen Goerevitsj.
Toen hij daarna, geëscorteerd door een daartoe speciaal aangewezen vrijwilliger van HSG, wegliep, schoot ik hem aan. Ik wist dat hij enige weken daarvoor had besloten de politiek in te gaan en het spoor had gekozen van de liberale econoom Javlinski. ,,Een interview over zijn politieke standpunten? Tuurlijk, graag zelfs. Maar dan de volgende avond, dat schikte beter.’’
Erg veel vertrouwen had ik er niet in, want ik kon me alleen maar voorstellen dat er van alles tussen ging komen. Hij zou de afspraak vergeten, of opeens bij iemand naar zeldzame postzegels gaan kijken, wat dan ook. En toen ik de volgende middag arriveerde, zonk mijn laatste restje optimisme weg. Half journalistiek Nederland bleek opeens uitgerukt. De tv, de landelijke kranten, Vrij Nederland, fotografen, iedereen wachtte op Karpov. En dan niet de schaker, maar de politicus.
Karpov won die zondag eerst van ene Ekström en liep daarna door de hal van De Witte Bergen rechtstreeks de journalistenfuik in. ‘Dutch national tv’, riep een NOS-man en duwde direct een microfoon onder de neus van de ex-wereldkampioen. Karpov keek onverstoorbaar om zich heen en sprak toen: ,,Sorry, maar ik heb een afspraak met die meneer daar.’’
Camera’s en hoofden draaiden in mijn richting en op dat moment van genade wist ik even heel zeker: ja, er bestaat een rechtvaardige God. En zijn naam is Karpov.
Bert-Jan van Oel
Bert-Jan van Oel is sportredacteur van De Gooi- en Eemlander