interview Cees Overbeeke
uit Mat in de Mediastad (deel 2: passie)
uit Mat in de Mediastad (deel 2: passie)
Mat in de Mediastad verscheen in 2012,
C.J. Overbeeke overleed in 2015.
Cees is voor velen op de schaakclub de onderwijzer die hij in zijn niet-schaakleven ook daadwerkelijk was; altijd bereid je aanwijzingen te geven, en achter het bord kon je een lesje krijgen… Hij begon zijn carrière als lesgevende in het dorpje Onstwedde, zoals iedereen weet in het hoge noorden. Als 27-jarige bouwde hij in Hollandse Rading als directeur een basisschool (toen gewoon nog lagere school) werkelijk van de grond af aan op. Daar is hij vervolgens zijn hele werkzame leven gebleven (“Eigenlijk was ik een soort zendeling”).
Binnen het HSG heeft hij talloze functies vervuld, zoals secretaris (twintig jaar!), hoofdredacteur van De Schakel, het vermaarde clubblad, materiaalcommissaris, teamleider, jeugdleider, kortom een man waar een club niet buiten kan.
Hoe lang ben je eigenlijk al lid en waarom juist bij het HSG?
Ik ben al lid vanaf 1957. Ik woonde in Hollandse Rading en HSG was gewoon het dichtste bij.
Logisch en…
Ja, daar kwam nog bij dat daar allerlei coryfeeën speelden, zoals de gebroeders Van Oosterom. Ik ben toen zeer op mijn gemak gesteld door Ton Swart. Dat zal ik nooit vergeten.
Wat me bijstaat, is dat ik in 1958 meteen al meedeed aan de persoonlijke kampioenschappen en in de halve finale tegen dhr. Milord moest. Dhr. Schoep (”een dictator als Khadaffi, maar dan aardiger”) was toen de onbetwiste wedstrijdleider. Milord was maar vast aan de finale begonnen, aangezien ik inderdaad te laat was…
Een leuk begin van je HSG-carrière…
Ach ja… Ik heb het al die jaren ontzettend naar mijn zin gehad Ik heb nog een tijdje in het eerste gespeeld en in 1974 won ik de persoonlijke kampioenschappen. Van Oosterom deed toen niet mee.
Zijn er volgens jou grote verschillen met vroeger en nu?
Nu heb je natuurlijk de computer. Je ziet ook dat daarom de jeugd veel sneller sterk wordt. De jeugdopleiding is ook erg verbeterd. Wel jammer dat er geen afgebroken partijen meer zijn. Ik vond de analyse van afgebroken partijen thuis erg leuk, maar dat heeft nu door de computer geen zin meer.
Wat ik ook een beetje mis zijn de hagen van spelers om spannende partijen, zoals je dat vroeger had als bijvoorbeeld de broers Van Oosterom (Joop en Henny) tegen elkaar moesten. De club was vroeger ook veel groter, dat geldt eigenlijk voor alle schaakclubs.
Hoe zie je dan de toekomst van onze club?
Nou, de club gaat heus wel door, maar zonder sponsor ben je een ‘gewone’ schaakclub.
Maakt dat uit?
Nou nee, schaken blijft altijd leuk, maar de gloriejaren zijn nu wel voorlopig voorbij.
Wat was nu eigenlijk het meest memorabele moment op deze club?
(Na lang denken). Ik ben een keer verschrikkelijk kwaad geworden, heb toen zelfs (tijdelijk) bedankt als lid…
Spannend. Vertel…
Je had toen de interne Zwitserse competitie. Ik viel toen net buiten de boot. Dat was op zich geen probleem, maar er viel er eentje uit. Om volstrekt onduidelijke redenen mocht ik de opengevallen plek niet invullen… Woedend (“ik kan explosief zijn”) bedankte ik als lid, waarop ik vervolgens toch mee mocht doen.
En?
Nou ja, dat weet ik eigenlijk niet meer. Zoals ik al zei won ik in 1974, maar er waren er meestal altijd wel een stel beter.
En de mooiste partij?
Dat was toch wel een partij die ik ooit van Richard Vedder won; een schitterende offerpartij, al zeg ik het zelf.
Dat is wel een beetje je stijl toch, tactisch…?
Als ik de kans krijg wel, maar ik heb daarbij de neiging om passieve spelers te onderschatten.
Fout! Daar heb ik heel wat partijen door verloren.
Als je zo op een clubavond rondloopt en je kijkt rond, wat zie je dan?
Nou, de laatste locatie bij de Vituskerk vind ik eerlijk gezegd maar matig. Je wordt om te beginnen al onthaald met Gregoriaans gezang. Je binding met de club, het gevoel dat je er bij hebt, wordt wat minder. Het is jammer dat de jeugd niet in een apart zaaltje kan spelen, maar ja, dat komt door omstandigheden. Als je ouder wordt, kijk je toch met vertedering terug naar die goeie ouwe tijd. Hoewel, toen was het ook heus niet allemaal goed hoor.
De vorige locatie vond ik toch wat gezelliger, maar ja, daar konden we gewoon niet blijven. Maar dit gedoe met de bar en zo…
Vind je de leden een doorsnede van de samenleving?
Niet helemaal. Er zijn volgens mij weinig lager opgeleide mensen en praktisch geen allochtonen. Schaken hangt toch een beetje aan hoger opgeleide mensen. Vergelijk maar met dammen; dat is net zoiets als voetbal en hockey.
En En Passant dan?
Ja, daar heb je wel een punt. Nou ja, iedereen kan eigenlijk leren schaken.
Noem eens een paar clubleden die – om wat voor reden dan ook – indruk op je gemaakt hebben.
Om te beginnen de gebroeders Van Oosterom. En niet te vergeten Harkema, dat was pas een voorzitter zeg. Verder hebben we nog Piet de Ruiter. Ga die maar eens googelen, die is vele malen clubkampioen geweest. Wie me ook nog steeds bijstaat is Karel (“je zou bijna zeggen dhr”) Maartense. Die werd echt door niemand getutoyeerd. Iedereen zei meneer Maartense. Een echte sympathieke heer van stand.
Dinsdagmiddag hadden we een paar jaar een ‘bejaardenclubje’ schakers. Echte ‘diehards’ zoals Maartense, Bomli, Drieënhuizen, Swart, Van den Berg, Douwes, Van der Dungen en ikzelve. Leuke tijden waren dat.
Wie is je favoriete schaker?
(Zonder een moment van aarzeling) Fischer! Geen twijfel! Een geniale man, met helaas wat afschuwelijke denkbeelden. Een combinatie die mij buitengewoon frappeert.
Heeft dat iets met je schaakstijl te maken?
Tactisch bedoel je? Hij had wel meer in huis, hoor. Ik hield gewoon van zijn briljante stijl, ik maak alleen veel meer blunders.
Zijn er op dit moment tegenstanders in de club, waar je om wat voor reden dan ook niet graag tegen speelt?
Ik speel niet zo graag tegen Herman van Engen, om de doodeenvoudige reden dat ik heel vaak van hem verlies.
Angstgegner?
Misschien. Ik denk dat ik vaak verlies omdat ik hem terg met mijn snelle spel.
Of je verliest van jezelf…
Dat heb ik wel vaker.
Zie je nog talenten op de club?
Ik kan zo gauw niemand anders bedenken dan Robin van Kampen. Toch een jongen met een groter potentieel dan eerst werd gedacht.
Dan heb ik hier een diagrammetje. Laat maar zien wat je van Bobby Fischer geleerd hebt. Let wel: een grootmeester ziet dat binnen de minuut.
Ook Cees deed er iets meer dan zes minuten over.
Huib Jochems