Eeuwig schaak
uit Mat in de Mediastad (deel 1: feiten)
uit Mat in de Mediastad (deel 1: feiten)
HSG speelde rond 1960 in de hoofdklasse, zagen we in het vorige hoofdstuk. Van de jonge spelers van dat team zijn ruim vijftig jaar later naast de broers Van Oosterom (die niet meer in Nederland wonen) ook Peter Bomli en Ton Swart nog steeds lid. Adri Plomp was dat tot zijn overlijden, in 2011. Alle drie zijn erelid van HSG en ontvingen de gouden erespeld van de KNSB.
Peter Bomli kwam in 1946 bij HSG, zeventien jaar oud. Hij moest twee proefpartijen spelen om te bepalen in welke groep hij mocht spelen. Het duurde niet lang tot hij tot de hoogste clubregionen doordrong. Van 1961 tot 1972 was hij extern wedstrijdleider, aansluitend tot 1982 secretaris en van 1988 tot 2000 vice-voorzitter. Met 33 bestuursjaren behoort Bomli tot de groten in de HSG-geschiedenis.
Verder zat hij in de organisatie van de RABO-toernooien van HSG, de Nederlandse jeugdkampioenschappen die HSG voor de KNSB organiseerde en V&D-simultaanseances in de jaren zestig. Over zijn eigen spelplezier zei hij in het boekje bij het honderdjarig jubileum: “Ik heb destijds veel baat gehad bij de lessen die wij van Kortchnoi gehad hebben. Die heeft me bijvoorbeeld geleerd hoe belangrijk een onbenullig pionzetje kan zijn.”
Bomli’s grootste tegenstander, vertelde hij toen ook, was Hans Bouwmeester. Voor een wedstrijd van het eerste team werd hij op de speeldag zelf opgetrommeld omdat iemand ziek was. Tegen ASC moest hij invallen aan het tweede bord. Hij verloor natuurlijk, maar altijd als hij Bouwmeester later tegenkwam, spraken ze elkaar.
Ton Swart raakte in het schaken geïnteresseerd door het zonetoernooi in 1947. Toen een jaar later in Den Haag het wereldkampioenschap werd gespeeld, werd hij lid van HSG. Aanvankelijk was hij meer geïnteresseerd in schoolwedstrijden, maar in 1952 kwam hij in het eerste team. Swart werd net geen jeugdkampioen van de SGS, doordat hij een beslissingswedstrijd tegen Tom de Ruiter met 2-1 verloor, op één dag.
In 1972 liep hij het kampioenschap bij de volwassenen mis na een beslissingswedstrijd tegen Dick van der Lijn. Swart was materiaalcommissaris van 1960 tot 1961, secretaris van 1961 tot 1966, intern wedstrijdleider van 1970 tot 1973 en extern wedstrijdleider van 1997 tot 1998. Swart was na graaf Van den Bosch en de broers Van Oosterom de sterkste speler van het eerste team rond 1960. Hij was clubkampioen in 1965, 68, 70 en 71.
Bij het honderdjarig jubileum, hij was toen 55, zei Swart: “Door drukte op het werk is de geestelijke belasting soms groot. Om daaraan te ontkomen nemen sommige mensen op donderdagmiddag vrij. Wellicht is dat voor mij in de toekomst ook mogelijk. HSG-lid blijf ik in ieder geval!”
Adri Plomp werd in januari 1947 lid van HSG, net na een kersttoernooi, bijna veertien jaar oud. Later dat jaar was hij bordenjongen bij het zonetoernooi, in december 1949 debuteerde hij al in het eerste team. Hij was zestien jaar oud, zijn broer Werner debuteerde een paar jaar later op z’n vijftiende. Van 1977 tot 1992 was Plomp wel lid van HSG, maar speelde hij niet. Zijn baan als beleggingsadviseur vroeg te veel tijd van hem. Ook zat hij nooit in het bestuur.
Zijn waarde voor HSG is echter enorm. Vooral na zijn pensionering stortte hij zich op de schaakgeschiedenis. Hij zorgde ervoor dat alles wat er aan notulen, jaarverslagen en clubbladen van HSG kon worden teruggevonden, netjes in het streekarchief in Hilversum werd opgeslagen. Voor het clubblad schreef hij talloze verhalen over HSG en over zijn grootste aandachtsgebied: Max Euwe in de jaren dertig en veertig.
Zijn ‘finest hour’ beleefde hij toen de redactie van het tijdschrift Matten in 2010 een artikel van hem publiceerde over Salo Landau. Tussen zijn eerste onderzoek naar Landau en zijn laatste ontdekking zat zeventien jaar. Plomp, in het clubblad in 1997 in een verhaal over de oprichtingsgeschiedenis: “Bevolkingsregisters en oude adresboeken in het Hilversumse Streekarchief, oude Gooi- en Eemlanders in het Stadsarchief van Naarden, krantenknipsels en gedenkboeken in de ‘Gooi-afdeling’ van de Openbare Bibliotheek plus mijn eigen literatuur over Oud-Hilversum gaven veel informatie, maar weinig zekerheid.”
Dat was typerend voor het graafwerk van Adri Plomp. Hard werken, nooit echt tevreden en ook in de omgang altijd bescheiden. Hij overleed op 18 december 2011, op 78-jarige leeftijd.
Johan Hut