Joop en Henny
uit Mat in de Mediastad (deel 1: feiten)
uit Mat in de Mediastad (deel 1: feiten)
Erelid van HSG, erelid van de KNSB, sponsor van HSG 1 gedurende dertig jaar, sponsor van toernooien voor de wereldtop en tweevoudig wereldkampioen correspondentieschaak: Joop van Oosterom behoort zonder twijfel tot de grootste HSG’ers in de geschiedenis. Menigeen weet dat hij ooit jeugdkampioen van Nederland was en goed scoorde op het wereldkampioenschap. Veel minder mensen weten dat zijn broer Henny misschien nog wel sterker was en dat ook liet zien. Al scheelden ze niet veel. Zes jaar lang beheersten de twee broers het jeugdkampioenschap van de Stichts-Gooise Schaakbond. Joop van Oosterom (geboren 12 december 1937) werd kampioen in 1955, 56 en 57. Henny van Oosterom (7 januari 1941) volgde in 1958, 59 en 60. Bij het Nederlands jeugdkampioenschap sloeg Joop direct bij de eerste gelegenheid toe. In 1955, zeventien jaar oud, werd hij kampioen, na in de finalegroep favoriet Frits Roessel (de kampioen van 1953 en 54) te hebben verslagen. Wedstrijdleider A. de Bruijne in het bondsblad: “De sfeer was prima, de jongelui scheidden als vrienden.”
Dit soort opmerkingen waren destijds in het bondsblad gebruikelijk. Bij het wereldjeugdkampioenschap in Antwerpen behaalde Joop van Oosterom een sensationele zevende plaats, achter o.a. kampioen Boris Spasski en nummer vier Lajos Portisch. Eindredacteur Slavekoorde in het bondsblad: “Onze jeugdkampioen was aan het eind van het toernooi vrijwel uitgespeeld. Had hij wat meer toernooi-ervaring bezeten, hij zou in de laatste ronden stellig minder risico genomen hebben en zich met enkele ‘goedkope’ remises vergenoegd hebben. Maar dit ligt niet in zijn aard. Hij bleef tot het bittere einde op winst spelen en beging hierdoor enige malen fouten, welke hij in het begin van het toernooi stellig niet gemaakt zou hebben. Zo eindigde hij ten slotte op de zevende plaats, hoewel de zesde, ja zelfs de vijfde plaats bereikt had kunnen worden.”
In 1957 behaalde Roessel zijn derde jeugdtitel, Joop van Oosterom werd tweede. Een jaar later zakte Joop nog verder, naar de gedeelde vijfde plaats achter kampioen Lex Jongsma. Zijn score van vijf overwinningen en vier nederlagen zei genoeg over zijn agressieve speelstijl. Toen was het de beurt aan Henny en ook hij maakte een overdonderende entree. Ook hij was pas zeventien, toen hij in 1958 meteen eerste werd. Wel moest hij de Brabander Frans Kuijpers naast zich dulden, die de beslissingsmatch met 1,5-0,5 won.
Wedstrijdleider H. de Graaf moest nog een beetje wennen aan het vertrek van de oude garde en schreef in het bondsblad: “Het peil dat een Roessel, een Jongsma, een J.J. van Oosterom in de vorige jaren te zien gaven, werd door de topspelers niet bereikt.” Wel vond ook hij alle deelnemers ‘aardige jonge mensen’ die het hem geen ogenblik moeilijk hadden gemaakt. De Graaf over de twee winnaars: “Hoewel beide spelers weinig in kracht voor elkaar onderdoen – de Hilversummer is misschien wat slagvaardiger en uitgekookter maar veel nerveuzer – komt het ons voor, dat de titel bij de sterkste terecht is gekomen. Beiden zijn nog jong, net 17 jaar, en we zullen wel meer van hen horen.”
De Graaf vergiste zich in het niveau, kun je achteraf zeggen. In tegenstelling tot de drie door hem genoemden werd Kuijpers later meester en kampioen van Nederland, evenals Coen Zuidema, die het toernooi in 1959 samen met Kuijpers won. Het reglement bepaalde dat de kampioen (Kuijpers) bij gelijk eindigen zijn titel behield. Henny van Oosterom werd dat jaar derde, met nederlagen tegen de eerste twee en een score van 6,5 uit 7 tegen de rest.
In 1960 werd Kuijpers voor de derde keer kampioen, voor B. Fietje uit Den Haag en Henny van Oosterom op de derde plaats. Op de vijfde plaats eindigde de vijftienjarige Hans Ree, wiens spel volgens De Graaf zeker een belofte inhield. Henny van Oosterom was met een tweede en twee derde plaatsen gemiddeld net zo succesvol geweest als zijn broer Joop, alleen het allerhoogste had hij gemist.
Bij de volwassenen werd Henny het meest succesvol van de twee broers. In 1962 werd hij in Blerick open kampioen van Nederland, een toernooi waar overigens – anders dan de naam doet vermoeden – toen nog geen buitenlanders aan deelnamen. In 1963 plaatste hij zich voor het Nederlands kampioenschap in Den Haag, waar hij tussen twaalf deelnemers vijftig procent scoorde en gedeeld zesde werd.
Kampioen werd opnieuw zijn kwelduivel Frans Kuijpers, die hem drie keer van de nationale jeugdtitel had afgehouden. Verder moest hij Donner, Van den Berg, Langeweg en Zuidema voor zich dulden. Henny van Oosterom gold op dat moment als een nationale subtopspeler, won regelmatig zaterdagtoernooien en speelde enkele malen op het tiende bord van het Nederlandse team in vriendschappelijke landenwedstrijden.
Broer Joop deed op het bord weinig voor Henny onder, maar werd in het correspondentieschaak veel sterker. Daarover later in dit boek meer. Dan ook meer over de sponsoring door Joop, om te beginnen bij de schaakclub Rotterdam. De contacten daarvoor werden begin jaren zeventig gelegd bij een simultaan van Salo Flohr, georganiseerd door Corry Vreeken, voorzitter van Rotterdam.
In het tijdschrift Matten vertelde Vreeken in 2010 hoe ze daar op de later zo beroemde Joop van Oosterom was afgestapt met de vraag: “Bent u niet de broer van Henny?”
Johan Hut