Schaken in oorlogstijd
uit Mat in de Mediastad (deel 1: feiten)
uit Mat in de Mediastad (deel 1: feiten)
Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stond in het julinummer 1940 van het Tijdschrift: ‘Op naar Hilversum!’ HSG en de Stichts-Gooise Schaakbond hadden de organisatie van de Bondswedstrijden in augustus 1940 overgenomen van Oisterwijk en de Noord-Brabantse Schaakbond. De wedstrijden waren een eclatant succes, niet alleen door het aantal deelnemers maar ook door de kwaliteit van de deelnemers. Door bemiddeling van Euwe speelden Kmoch en Landau mee naast Kramer, Prins, A.J. Wijnans, Mulder, Stumpers en de Bussumse crack Van Doesburgh.
Kramer schrijft in zijn boek ‘Friese Schaakkoningen’: “Het belangrijkste nieuws is dat de jaarlijkse Bondswedstrijden, ditmaal in Hilversum in de maand augustus, gewoon doorgaan. Met mijn vakantie houd ik daar alvast rekening mee. De reis er naar toe is aangepast aan de omstandigheden: op de fiets naar Lemmer, de boot naar Amsterdam en verder op de fiets naar Hilversum.”
Alle verenigingen en stichtingen moesten zich al in september 1940 aanmelden bij het ‘commissariaat voor de niet-commerciële verenigingen’. Hilversum had op 1 oktober 1940 een NSB’er en jodenhater als burgemeester gekregen en deze was zijn Duitse meesters ver vooruit: eind 1940 verbood hij Joden openbare gelegenheden te bezoeken, een verbod dat de Duitse politiechef en SS-generaal Rauter voor heel Nederland pas op 15 september 1941 uitvaardigde. Onze Joodse leden, die nog juist de winterwedstrijd hadden kunnen uitspelen, moesten hun partijen thuis spelen, waaraan praktisch alle HSG-leden meewerkten.
In de eerste oorlogsjaren kon op de clubavond nog gespeeld worden van 19 tot 23.00 uur, vanaf het seizoen 1942-43 moest om 21.45 uur gestopt worden, waardoor een partij meestal twee zittingen vergde. Op dagen waarop om diverse redenen een avondklok van 20 of 21.00 uur gold, kon helemaal niet geschaakt worden.
Op bevel van Rauter moest vanaf 4 september 1944 iedereen om 20.00 uur binnen zijn en kwam het schaken in clubverband volledig stil te liggen.
In het crisisjaar 1933 werd Piet de Ruiter voorzitter van HSG. Het ledenaantal was gedaald van 50 naar 38. Met steun van mensen als Versluis en Spit wist hij de vereniging weer tot bloei te brengen. Ook in de oorlog bleef De Ruiter voorzitter. Dat hij niet voor een kleintje vervaard was, bewees hij in 1944. Op 23 oktober moesten alle Hilversumse mannen van zeventien tot vijftig jaar zich op het gemeentelijk sportpark voor de uitvoering van graafwerkzaamheden melden. Na een verblijf van ruim een week in Amersfoort werden van de circa 3.500 man er ruim honderd naar Bramsche in de buurt van Osnabrück afgevoerd om daar een spoordijk aan te leggen, een werk waar door de aanhoudende bombardementen geen einde aan kwam. De Ruiter, eigenaar van de voor die tijd grote bakkerij Paul C. Kaiser N.V., ging kort na de razzia naar Amersfoort en wist Cees Meijer, één van zijn betere bakkersknechten, uit handen van de Duitsers los te krijgen.
Op 23 oktober 1942 viel het doek: Joden moesten bedanken als lid van niet-economische verenigingen. Bij HSG waren dit: J. Content, S. Frank, Dr. L. Landé, Dr. H. Lövinsohn en Mr. M. Stokvis, terwijl K. Hamburg al een jaar eerder uit eigen beweging bedankt had. Hij had al snel problemen met de Hilversumse burgemeester, die huizen van rijke Joden vorderde ten behoeve van NSB’ers, die bij de omroep waren komen werken.
Aanvankelijk had verzet nog gebaat, in een later stadium moest Hamburg toch zijn villa afstaan. Mr. Stokvis was zo’n groot schaakliefhebber, dat hij zijn vrijheid (en meer) op het spel zette om een partijtje te kunnen spelen. In De Schakel van januari 1984 verhaalt Harkema hoe hij met Stokvis naar Gooiland en weer terug ging, want alleen durfde Stokvis niet meer over straat.
Een extra risico vormden de twee NSB’ers, die lid van HSG waren; zij behoorden gelukkig niet tot de antisemieten en ook onder de andere HSG-leden bevonden zich geen verraders. Met het oog op mogelijk overvliegende Engelse vliegtuigen was Hilversum ’s avonds verduisterd en dus stikdonker; op weg naar huis liepen Harkema en Stokvis in de Kapelstraat een keer tegen een gazen hek aan en daarvan raakte Stokvis zo in paniek, dat hij de tocht naar Gooiland niet meer aandurfde.
Hij wordt dan correspondentieschaker, maar ook dat duurde slechts enkele maanden. Na de oorlog zijn Hamburg, Lövinsohn en Stokvis weer lid van HSG geworden. Landé heeft de oorlog eveneens overleefd; in de jaren zeventig heeft Adri Plomp hem een paar keer ontmoet. Hij woonde toen in de VS. Content had het ‘geluk’ met een niet-Joodse vrouw getrouwd te zijn en een zoon te hebben; hij mocht daarom in Hilversum blijven al golden voor hem wel de anti-Joodse bepalingen en moest hij een Jodenster dragen.
Alleen Salomon Frank heeft het niet gered; hij werd, net 65 jaar geworden, naar het vernietigingskamp Sobibor gedeporteerd en is daar op 20 maart 1943 vergast. Zijn naam had natuurlijk in het gedenkboek ‘Partij verloren’ moeten voorkomen.
Bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op een serie artikelen van Adri Plomp in clubblad De Schakel over Schaken in de oorlogstijd. In 2011 kwam hij met een nog niet eerder gepubliceerde aanvulling – De Schakel was toen al ter ziele.
HSG had meer Joodse leden.
Salomon Bamberger, musicus bij de AVRO en al op 21 mei 1940 door Willem Vogt ontslagen. Na de oorlog tekende hij een ontlastende verklaring, want er was een goede kans dat Vogt zijn functie van directeur zou terugkrijgen en dan liep Bamberger opnieuw gevaar. Hij is na de oorlog weer lid van het HSG geworden.
Siegfried Zilverberg, juniorlid sinds 1935; hij was geboren op 25 mei 1922 en heeft de oorlog overleefd. Zijn vader was hoboïst bij de AVRO en eveneens op 21 mei 1940 door Vogt ontslagen. Ook Zilverberg tekende na de oorlog de ontlastende verklaring waar Vogt om gevraagd had.
Rudolf Stern, geboren te Berlijn op 5 december 1911. Hij werd in september 1939 lid van het HSG en speelde in de winterwedstrijd. Tijdens de in maart 1940 begonnen hergroepering trok hij zich terug. Op zijn onderduikadres, waar ook wapens waren verstopt, werd hij door verraad gevonden. Hij zou twee Duitse soldaten hebben doodgeschoten, twijfelachtig. Hij is op 25 maart 1945 in het concentratiekamp Buchenwald overleden.
J.A.C.K. Turfrijer. Hij is in 1939 lid geworden, speelde de winterwedstrijd 1939/40 uit, maar niet de hergroepering. Hij woonde niet (officieel) in Hilversum. Hij komt niet voor in het ‘Joods Monument’ en daarmee is het vrijwel zeker, dat hij de oorlog overleefd heeft. In totaal telde de club tien Joodse leden, van wie er acht -met hun familie?- de oorlog hebben overleefd. Na de oorlog is een gedenkboek verschenen onder de titel ‘Partij verloren’. Hierin levensbeschrijvingen van Landau en Van den Hoek, de bekendste Nederlandse schakers die in de oorlog omkwamen. Landau werd in 1944 vermoord in een concentratiekamp, Van den Hoek kwam om in 1945 tijdens bij een bombardement in Duitsland, waar hij dwangarbeid moest verrichten. Over Hilversumse schakers wordt slechts vermeld:
Maurits Nebig. Volgens mededelingen van familieleden werd hij naar Auschwitz gevoerd, waar hij omkwam.
Manfred Reiss. Tijdens de Jodenvervolgingen verhuisde hij naar Amsterdam. Sindsdien is nooit meer iets van hem vernomen. Beiden waren lid van De Gooische Toren, Hilversum telde ooit zeven schaakverenigingen.
Herman van Engen/Adri Plomp