Acht schaakreuzen
uit Mat in de Mediastad (deel 1: feiten)
uit Mat in de Mediastad (deel 1: feiten)
Een toernooi tussen de sterkste acht schakers ter wereld, mooier kan een schaakevenement niet zijn. Het AVRO-toernooi van 1938 was zo’n toernooi en was behalve sterk bezet ook van groot historisch belang. Het markeerde de overgang van een vrije, ‘wilde’ regeling van het wereldkampioenschap naar één die werd gereguleerd door de wereldschaakbond FIDE. In 1935 werd Max Euwe wereldkampioen door Alexander Aljechin in een match met 15,5-14,5 te verslaan.
De match werd gespeeld in diverse Nederlande steden en dorpen. De uitkomst had een enorme uitwerking op de populariteit van het schaken in Nederland. Er werden nieuwe clubs opgericht en het ledental van de KNSB steeg van vierduizend naar twaalfduizend! Vlak voor de match had het FIDE-congres besloten dat de uitdager van de wereldkampioen voortaan via een toernooi moest worden aangewezen. Voorheen mocht iedere sterke schaker de kampioen uitdagen, als hij maar genoeg geld had.
Toen Euwe wereldkampioen was geworden, stemde hij in met het nieuwe systeem. Het bestuur, met de Nederlander Alexander Rueb als voorzitter, veranderde echter van gedachte. Een commissie zou een lijst opstellen waaruit het congres de uitdager mocht kiezen. Het FIDE-bestuur had een sterke voorkeur voor José Raoul Capablanca, die na zijn onttroning in 1927 (door Aljechin) geen revanchematch had gehad en in 1936 weer heel goed presteerde.
In Nederland had het KNSB-bestuur intussen de AVRO als sponsor en mede-organisator gevonden. De bedoeling was om toch een kandidatentoernooi te organiseren, waarvan de winnaar wereldkampioen Euwe mocht uitdagen. Dit leidde tot een ernstig conflict tussen de FIDE en de KNSB. Op een rumoerig congres hakte Euwe zelf de knoop door. Als hij in 1937 de revanchematch tegen Aljechin zou winnen, wilde hij in 1939 wel een WK-match tegen Capablanca spelen, bij winst in 1940 tegen Flohr en dan in 1941 tegen de winnaar van het AVRO-toernooi.
Zowel de FIDE (Capablanca) als de KNSB (AVRO) zou dan tevreden zijn, maar er kwam een kink in de kabel: Euwe verloor in 1937 de revanchematch van Aljechin met 15,5-9,5. Zijn commentaar: “Julius Caesar zei het al: het veroverde te behouden is moeilijker dan het veroveren zelf.” Met de hernieuwde wereldtitel van Aljechin was de FIDE bijna weer terug bij af. De Rus liet weten niets met de bond te maken te hebben, maar zich wel te willen laten uitdagen door Salo Flohr. De Tsjech, topscorer van de Olympiade in 1937, liet goede resultaten echter volgen door slechte. Bovendien verloor hij door de inval van de Duiters in zijn vaderland zijn sponsor en begreep dat hij als Jood een goed heenkomen moest zoeken.
Daarop stemde Aljechin ermee in dat het AVRO-toernooi toch kandidatentoernooi zou worden, als de uitdager maar aan zijn financiële voorwaarden voldeed. Daaraan voegde hij toe dat anderen met genoeg geld hem ook mochten uitdagen. Hij gaf zijn macht als wereldkampioen dus nog niet definitief over aan de FIDE.
Het AVRO-toernooi kreeg een droombezetting: de laatste drie wereldkampioenen Capablanca, Aljechin en Euwe, de genoemde Flohr (toch) en vier aanstormende jongeren die zich met diverse toernooiwinsten hemelbestormers toonden: de Rus Mikhail Botwinnik, de Est Paul Keres en de Amerikanen Reuben Fine en Samuel Reshevsky.
Als Aljechin het toernooi zou winnen, zou de nummer twee uitdager worden. Het toernooi, in november 1938, werd niet in Hilversum gespeeld, maar trok net als de matches Euwe-Aljechin langs diverse Nederlandse steden. Fine ging als een speer van start (5,5 uit 6), maar verloor toen van Keres. Euwe werd in de eerste toernooihelft laatste, maar won verrassend de tweede helft. Fine en Keres wonnen het toernooi samen, een punt voor Botwinnik.
Op basis van het tiebreaksysteem Sonneborn-Berger werd Keres tot uitdager van Aljechin uitgeroepen. De AVRO zorgde natuurlijk voor verspreiding van nieuwsberichten via de radio (televisie bestond nog niet). Ook de landelijke dagbladen toonden volop belangstelling, maar in het bondsblad deelde KNSB-bestuurder P. Jungman een behoorlijke tik uit aan het Utrechts Nieuwsblad: “Wanneer men als provinciecourant grootsteedsche allures aanneemt, dan is het toch wel heel treurig, dat een blad als het Utrechtsch Nieuwsblad de belangen van de Utrechtsche schakers het best meent te kunnen dienen, door alleen van de Utrechtsche ronde de partijen op te nemen, doch de andere 52 partijen als van geen belang zonder meer voorbij te laten gaan met de mededeeling aan de abonné’s: ‘wegens gebrek aan plaatsruimte’, terwijl op mijn informatie werd medegedeeld dat de kosten te hoog waren en men de geheele zaak als een reclameobject van de AVRO beschouwde.”
Aan het eind van zijn betoog moest Jungman nog van het hart dat de Utrechtse schaakliefhebbers nu wel wisten welke bladen onze geestessport dienen en welke niet. Het AVRO-toernooi was een toernooi van buitengewone allure en zal de schaakliefhebbers, in het dankzij Euwe ‘nieuwe schaakland’ Nederland, veel enthousiasme hebben opgeleverd.
De schaakwereld was klaar voor de match Aljechin-Keres, maar de echte wereld wachtte eerst een nachtmerrie. Bij de vraag hoe het verder moest, en wat de plaats van onze Euwe nog was, bleef Nederland een vooraanstaande rol spelen, met ook een rol voor… de VARA.
Johan Hut
Ik zou tekortschieten als ik niet een woord besteedde aan de schaakreuzen, die in 1938 de grootste meesterkamp aller tijden speelden: Aljechin, Euwe, Capablanca, Fine, Flohr, Botwinnik, Keres en Reschewsky. Ik moest mij verdiepen in de geheimen van het Sonnenborg Berger-systeem en in tal van financiële gewoonten in de schaakwereld. De simultaan-schaakseances met de AVRO-leden in vele steden vergezelde ik. Bij voorkeur gesprekken voerend met – (non playing) – Tartakower, die de geestigste schaakcommentator is, die ik heb ontmoet. Vaak gebruikte hij termen van het slagveld, terwijl toch het schaakspel het rustigste en vreedzaamste is van alle spelen. Aljechin was een van de lastigste heren. Daarom wendde ik mij – als er kwesties rezen – tot mevrouw Aljechin in het Carlton Hotel. Alles kwam dan in orde. Zij was – evenals ik – een poezenliefhebber. Dat schiep een band. Vandaar. De meesters wilden elk goed zijn voor 30 partijen. Er waren zoveel deelnemers dat er gegadigden afgewezen moesten worden tenzij de meesters zich bereid verklaarden meer dan 30 partijen te accepteren. Fine en Keres en Flohr zagen er niet tegen op om desnoods 45 tegenstanders voor hun rekening te nemen. Aljechin werd in Zwolle overwonnen door een mulo-scholier. Edelmoedig schreef hij op het (kartonnen) wedstrijdbord: ‘An meinen Besieger’ waaronder zijn handtekening. Ondanks het grote aantal deelnemers wonnen de meesters meer dan 90 procent van de tegenstanders.
Uit: Willem Vogt, Een leven met radio, 1973.