Graaf van den Bosch
uit Mat in de Mediastad (deel 1: feiten)
uit Mat in de Mediastad (deel 1: feiten)
De eerste nationale topschakers die lid waren van HSG, waren Benjamin Blijdenstein en Norman van Lennep. Hun kortstondige successen stonden echter in geen verhouding tot die van Graaf Van den Bosch, de eerste die HSG langdurig het gevoel gaf een van de sterkste schakers van Nederland in zijn midden te hebben.
Johannes Hendrik Otto van den Bosch (roepnaam Johan) werd op 12 april 1906 geboren in Den Haag. Hij kwam uit een deftig geslacht. Zijn vader was marineofficier (werd vice-admiraal) en zijn grootvader was minister van Koloniën. Die grootvader werd in 1835 in de adel verheven door koning Willem I. Johan (als kind werd hij in de familie ook Bob genoemd) ging rechten studeren en promoveerde op het proefschrift ‘Beschouwingen over de Bank voor Internationale Betalingen’.
Hij koos dan ook niet voor de advocatuur, maar voor de bankwereld. In 1932 trad hij in dienst bij de Twentsche Bank, in 1934 bij De Nederlandse Bank (DNB), in 1941 weer in Twente en in 1945 definitief bij de centrale bank. Daar klom hij op tot de functie van directeur. DNB had onder de president altijd drie à vijf directeuren. Uiteindelijk werd Van den Bosch eerste plaatsvervanger van de president. Je mag zeggen dat hij zijn bij de geboorte ‘gratis’ verworven adel met zijn maatschappelijke carrière heeft waargemaakt. In 1940, bij de dood van zijn vader, veranderde zijn titel van jonkheer in graaf.
Aan zijn doctorstitel hechtte hij niet, als jurist vond hij zijn meestertitel belangrijker. Maar vanaf 1940 heette hij dus officieel mr.dr. J.H.O. graaf van den Bosch. Van den Bosch leerde op zijn twaalfde schaken van een collega van zijn vader, zeeofficier Hamming. Diens zoontje werd zijn grote schaakvriend. In 1921 gingen de jongens kijken bij een toernooi in Den Haag en probeerden bij de partij Euwe-Rubinstein de komende zetten te raden.
Het duurde niet lang totdat hij een nationale topspeler werd, in 1928 speelde hij twee partijen mee in het Nederlandse team op de Olympiade, waarvan hij er één won. In 1930 scoorde hij in die landenwedstrijd 10 uit 17 en een jaar later 10,5 uit 17. In drie Olympiades kwam Van den Bosch daarmee tot de respectabele score van zestig procent. In 1929, toen Van den Bosch meester in de rechten werd, schreef Euwe over hem in het bondsblad: “Jhr. Van den Bosch paart een onverzettelijke wil tot aanvallen aan een fijn gevoel voor het positiespel benevens een volmaakte techniek in het eindspel, allemaal kwaliteiten, welke het hem, zo de gelegenheid wordt geboden, mogelijk zullen maken, zich zo spoedig mogelijk tot een sterk schaakmeester te ontwikkelen.”
Euwe was nooit te beroerd om iedereen de hemel in te prijzen, maar Van den Bosch beschouwde het als een steun in de rug. Later dat jaar nam hij voor het eerst deel aan het Nederlands kampioenschap en werd vierde achter Euwe, Landau en Weenink. In 1933 werd hij tweede achter Euwe (zijn beste prestatie), in 1938 derde achter Euwe en Cortlever.
In 1939 werd Van den Bosch achter Landau tweede in het kandidatentoernooi dat de uitdager voor Euwe moest bepalen. Veel later, in 1954 en 1957, werd hij nog negende en tiende. Je kunt zeggen dat Van den Bosch in de jaren dertig met Landau en Weenink tot de drie sterkste Nederlandse schakers achter Euwe behoorde. Van den Bosch was lid van vele clubs, achtereenvolgens Middelburg, Utrecht, DD (Den Haag), HSG, Amersfoort en opnieuw HSG.
In 1937 kwam hij in Hilversum wonen en in november 1938 werd hij lid van HSG. Daar maakte hij in 1941 het kampioenschap van de SGS mee en vervolgens de opmars in de KNSB-competitie, in 1957 resulterend in de promotie naar de hoofdklasse. Daar liet hij blijken nog steeds tot de nationale top te behoren. Hij versloeg de jonge ster Roessel, alsmede Van Steenis en speelde remise tegen Euwe. Het seizoen erna hield hij Bouwmeester en Jongsma op remise, maar verloor wel vier partijen. In de volgende jaren won hij van Kick Langeweg (eerste klasse) en terug in de hoofdklasse van regerend Nederlands kampioen Hoan Liong Tan.
Het spel van Graaf Van den Bosch maakte echter een onregelmatige indruk, wat ook weer niet gek was voor iemand van begin vijftig met een hoge maatschappelijke functie. In 1971 verhuisde Van den Bosch naar Amersfoort en ging voor de club met die naam spelen. Toen hij in 1983 terugkeerde in Hilversum, werd hij gewoon weer lid van HSG.
Graaf van den Bosch was lid van verdienste van de KNSB. Hij overleed op 15 november 1994. In 1991 verscheen het boek ‘Graaf van den Bosch, bankier en schaker’, geschreven door de HSG’ers Herman van Engen en Karel Maartense. Alle informatie in dit hoofdstuk is daaraan ontleend.
Johan Hut